Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat de TVL-aanvragen terecht zijn afgewezen. De omzet in de voor X bv geldende referentieperioden kan namelijk niet op eenvoudige en duidelijke wijze worden vastgesteld.

In het kader van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL 1 en TVL) dient X bv aanvragen in. Deze aanvragen worden door de minister van Economische Zaken en Klimaat afgewezen. Volgens de minister onderbouwt X bv de omzet in de referentieperioden onvoldoende. De door X bv in haar BTW-aangifte aangegeven omzet leidt niet tot de conclusie dat X bv in aanmerking komt voor subsidie. Verder toont X bv haar omzet niet duidelijk aan met andere documenten.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat de TVL-aanvragen terecht zijn afgewezen. De omzet in de voor X bv geldende referentieperioden kan namelijk niet op eenvoudige en duidelijke wijze worden vastgesteld. Nu X bv over het grootste deel van haar omzet geen BTW hoeft te betalen, moet het bedrag van de omzet in de van toepassing zijnde referentieperioden op eenvoudige en duidelijke wijze blijken uit de financiële administratie van de onderneming. Aan de hand van de door X bv overgelegde stukken en de door haar gegeven toelichting kan echter niet worden vastgesteld wat de omzet in de referentieperioden is. De omzet, die alleen in oktober zou zijn behaald, is op jaarbasis aangegeven en X bv heeft vijf VPB-aangiften overgelegd waarin de omzet varieert van € 91.640 tot € 1,6 mln. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Dossiers: Corona

Instantie: College van Beroep voor het bedrijfsleven

Editie: 22 augustus

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen