De Hoge Raad verwijst het geding in verband met de opgelegde boete. Voor de aanwezigheid van opzet is vereist dat de vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan. Niet voldoende is dat de vereiste feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden.

De aandelen van belanghebbende, X bv, zijn (indirect) in handen van Q. Q houdt ook de aandelen in Z Ltd., dat op de Turks & Caicos eilanden is gevestigd. X bv verricht werkzaamheden ter zake van de aanvraag van visa en tewerkstellingsvergunningen voor Chinese koks. In 2011 brengt X bv ruim € 1,2 mln aan kosten in aftrek die aan het Chinese K Ltd. zijn betaald. K Ltd. maakt forse bedragen over aan Z Ltd. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat K Ltd. helemaal geen prestaties heeft verricht aan X bv en dat er sprake is van een kasrondje tussen X bv, K Ltd. en Z Ltd. De inspecteur accepteert de aftrek van de kosten dan ook niet. Tevens legt hij een boete op. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er sprake is van een kasrondje tussen X bv, K Ltd. en Z Ltd. De inspecteur heeft de kostenaftrek dan ook terecht gecorrigeerd. De opgelegde boete wordt nog wel verminderd naar € 40.000. X bv gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt, onder verwijzing naar art. 81 lid 1 Wet RO, dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Ambtshalve oordeelt de Hoge Raad dat de zaak toch moet worden verwezen ten aanzien van de beslissing over de boete. Het hof heeft namelijk vastgesteld dat de voor het opleggen van de boete vereiste feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden. Volgens het hof is het bewijs met betrekking tot opzet als bestanddeel van het beboetbare feit dan geleverd. Dit is echter onjuist. De Hoge Raad wijst er op dat de bewijslast dat sprake is van opzet op de inspecteur rust en dat bij twijfel het voordeel van die twijfel aan de belastingplichtige moet worden gegund. Voor de aanwezigheid van opzet is dan vereist dat de vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Amsterdam om te onderzoeken of de boete terecht is opgelegd. De Hoge Raad geeft het hof hierbij nog wel een handreiking.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 april

Carrousel: Carrousel

177

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen