Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verhuur van het complex door Q aan X een autonome economische activiteit vormt en dat ook aan het voortzettingsvereiste wordt voldaan. Volgens de rechtbank is art. 37d Wet OB in casu dan ook van toepassing.
In opdracht van belanghebbende, X, een woningcorporatie, is in 2010 begonnen met de bouw van een complex met woningen. In 2011 sluit X een sale-and-lease-back-overeenkomst met A bv. Het complex wordt vervolgens op 14 september 2011 geleverd aan Q. In de akte van levering wordt, onder verwijzing naar art. 37d Wet OB1968, vermeld dat voor de levering geen btw is verschuldigd. De inspecteur is echter van mening dat er geen sprake is van een overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen als bedoeld in art. 37d Wet OB1968, en legt een btw-naheffingsaanslag op aan X.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verhuur van het complex door Q aan X een autonome economische activiteit vormt en dat ook aan het voortzettingsvereiste wordt voldaan. Volgens de rechtbank is art. 37d Wet OB in casu dan ook van toepassing. De rechtbank verwerpt daarbij de stelling van de inspecteur dat slechts aan het voortzettingsvereiste wordt voldaan als de verkrijger na de overdracht dezelfde economische activiteit uitoefent als de overdrager voorafgaande aan de overdracht. Volgens de rechtbank is in casu slechts van belang of het complex blijvend voorwerp is van een als autonoom gedeelte van een onderneming aan te merken exploitatie. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag naar nihil, en verleent vervolgens een teruggaaf van € 573.236.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 37d
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 31 juli
Carrousel: Carrousel