In het kader van de Wet openbaarheid van bestuur heeft de Minister van Financiën in maart 2018 drie notities over het VPB-pakket, de Fiscale agenda en de BEPS deels openbaar gemaakt (V-N 2018/21.12). Hiertegen is bezwaar gemaakt. De minister verklaart het bezwaar ongegrond, met uitzondering van een motiveringsgebrek en een onduidelijke verwijzing naar eerder openbaar gemaakte stukken.

De Europese Commissie wil met het definitieve btw-systeem een fraude-robuust btw-systeem en administratieve vereenvoudigingen voor zowel ondernemers als belastingdiensten bereiken. Dit moet gebeuren door bij intra-unie goederenleveringen het huidige 0%-tarief te vervangen door de berekening van btw door de leverancier naar het btw-tarief van het land van bestemming. De zogenoemde One-Stop-Shop (OSS) wordt hiertoe uitgebreid. De levering gaat niet meer gepaard met een Opgaaf intracommunautaire prestaties.

Hof ’s-Hertogenbosch handhaaft de aan een coffeeshophouder opgelegde ambtshalve aanslagen ib/pvv met bijbehorende verzuimboetes.

Volgens Hof ’s-Hertogenbosch heeft X het bezwaar te laat ingediend. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Beroep tegen ambtshalve beslissing op bezwaar wordt aangemerkt als bij een onbevoegd bestuursorgaan ingediend bezwaarschrift.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verhuur van het complex door Q aan X een autonome economische activiteit vormt en dat ook aan het voortzettingsvereiste wordt voldaan. Volgens de rechtbank is art. 37d Wet OB in casu dan ook van toepassing.

Rechtbank Den Haag honoreert het beroep van X bv op het X bv-arrest van het Hof van Justitie EU. Volgens de rechtbank zouden X bv en vennootschap B, als deze in Nederland zou zijn gevestigd, namelijk een f.e. hebben kunnen vormen. De rechtbank stelt de bovenmatige deelnemingsrente vervolgens vast op € 556.103, en vermindert de aanslag.

De Kennisgroep Successiewet heeft een vraag beantwoord over wie worden aangemerkt als partners voor de Successiewet in de situatie van een meerrelatie.

Aan toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) zijn voorwaarden verbonden, met name het voorzettingsvereiste. Wanneer iemand niet meer voldoet aan dit vereiste, moet diegene daarvan melding maken bij de Belastingdienst.

De Kennisgroep successiewet neemt het standpunt in dat als twee samenwoners elkaar partner zijn in de zin van de Successiewet en de één iets nalaat aan het kind van de ander, tariefgroep 1 van toepassing is. Op deze verkrijging is ook de kindvrijstelling van toepassing.

Het Ministerie van Financiën is een internetconsultatie gestart over het conceptwetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025. Dit conceptwetsvoorstel vormt het vervolg op de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 (V-N 2024/4.3.3). Belangstellenden kunnen tot en met 19 mei 2024 reageren op de internetconsultatie.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat geen sprake is van wederzijdse dwaling. Het beroep op vernietiging van de schenkingsovereenkomst wegens wederzijdse dwaling moet worden geacht te zijn voorgewend. 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat geen sprake is van wederzijdse dwaling. Het beroep op vernietiging van de schenkingsovereenkomst wegens wederzijdse dwaling moet worden geacht te zijn voorgewend.

De Belastingdienst heeft het hulpmiddel 'Waarde going concern berekenen' geactualiseerd. Het hulpmiddel is nu ook geschikt om de waarde going concern van een agrarisch bedrijf te berekenen dat in 2024 is verkregen door een erfenis of schenking. De waarde is noodzakelijk voor de aangifte erfbelasting of schenkbelasting.

Het kabinet kan zich niet vinden in de maatvoering van de maatregelen in het initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks met betrekking tot de BOR. Het verlagen van de vrijstelling naar 25% zou een grote toename van de belastingdruk voor vele belastingplichtigen betekenen. Dat schrijft staatssecretaris Van Rij van Financiën aan de Tweede Kamer.

Hof ’s-Hertogenbosch is het met de inspecteur eens dat sprake is van een schenking aan X. Bv 1 heeft zich ten gunste van de nv door toedoen van haar aandeelhouder winst laten ontgaan, zonder daarvoor te zijn gecompenseerd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

De Hoge Raad oordeelt dat het hof er terecht van uit is gegaan dat het verstrekken van een onzakelijke lening niet reeds naar zijn aard meebrengt dat sprake is van een schenking. Er is ook geen sprake van een schenking onder de opschortende voorwaarde dat het debiteurenrisico zich verwezenlijkt.