Volgens de Hoge Raad heeft het hof ten onrechte niet vastgesteld of ten tijde van het opleggen van vergrijpboeten aan X, de aangiftetermijn is verstreken.

Op 25 april 2003 deelt de inspecteur X mede dat hij, bij gebrek aan gegevens omtrent  een verzwegen KB-Lux-rekening, voor de jaren 1991 tot en met 2000 zal uitgaan van door hem geschatte bedragen en daarbij verhogingen dan wel boeten van 100% zal opleggen. Ten tijde van die mededeling had X geen aangiften ib/pvv voor de jaren 1999 en 2000 gedaan. De aanslagen ib/pvv voor de jaren 1999 en 2000 en boetebeschikkingen zijn met dagtekening 31 mei 2003 opgelegd. X heeft op 8 januari 2004 ingevulde en ondertekende aangiftebiljetten voor die jaren ingediend waarin hij geen gegevens omtrent de KB-Lux-rekening heeft opgenomen. Volgens het hof is voor de indiening van de aangiften ib/pvv voor de jaren 1999 en 2000 uitstel  verleend en is de duur van dit uitstel onzeker. Het hof acht niet bewezen dat de aangiften opzettelijk achterwege zijn gebleven met het oogmerk te ontkomen aan de door de inspecteur in het vooruitzicht gestelde correcties. Door X uit te nodigen tot het doen van aangifte is het niet meer passend om X te beboeten voor het eerder opzettelijk niet doen van aangiften, aldus het hof. De boetebeschikkingen voor de jaren 1999 en 2000 worden vernietigd. De Staatssecretaris van Financiën komt in cassatie. Volgens de  Hoge Raad is van het niet doen van aangifte in de zin van artikel 67d AWR sprake als de inspecteur de betrokkene heeft uitgenodigd tot het doen van aangifte. Verder dient de door de inspecteur gestelde termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan te zijn verstreken. Het hof heeft niet vastgesteld of aan deze eisen is voldaan. Het heeft immers met betrekking tot de ib/pvv voor de jaren 1999 en 2000 in het midden gelaten of ten tijde van het opleggen van de boeten de door de inspecteur gestelde aangiftetermijn was verstreken. Bij de beantwoording van de vraag of X het in artikel 67d AWR bedoelde vergrijp heeft gepleegd, is de bekendheid van de inspecteur met het bestaan van de KB-Lux-rekening niet van betekenis. Het cassatieberoep is gegrond. Verwijzingshof Arnhem-Leeuwarden moet de boeten betreffende de jaren 1999 en 2000 opnieuw beoordelen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 28 oktober

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen