Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de heffing over het box 3 vermogen geen individuele buitensporige last voor de heer X is waarmee art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM wordt geschonden.

Aan X is voor 2016 een IB-aanslag opgelegd, waarbij de rendementsgrondslag is vastgesteld op € 8266 (4% van € 206.650). Volgens X is dit fictieve rendement van 4% onredelijk, omdat hij door interventies van de Europese Centrale Bank nauwelijks tot geen rendement op zijn vermogen maakt. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffing over het box 3 vermogen van 2016 geen individuele buitensporige last voor X is waarmee art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM wordt geschonden. Zijn voornemen om het vermogen aan te wenden voor een pensioen, een (andere) eigen woning, zijn gebit of een nieuwe auto, zijn daartoe geen bijzondere omstandigheden. X maakt niet aannemelijk dat hij door de heffing zwaarder wordt getroffen dan andere belastingplichtigen in een vergelijkbare financiële situatie met vergelijkbaar samengestelde vermogens met eenzelfde omvang (vgl. o.a.HR 14 juni 2019, 17/05606, V-N 2019/30.5). Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht, Belastingrecht algemeen

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 25 januari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen