Rechtbank Breda oordeelt dat, voor de beoordeling van de vraag of sprake is van discriminatie van een niet-ingezetene, het gezinsinkomen bepalend is.

Belanghebbende (X) woont in Duitsland en werkt in Nederland en is buitenlands belastingplichtige. Hij heeft niet voor de binnenlandse belastingplicht gekozen. Volgens belanghebbende mag hij – ook al maakt hij geen gebruik van de keuzeregeling – de negatieve opbrengst van zijn eigen woning in aftrek brengen op zijn belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland. Rechtbank Breda oordeelt – onder verwijzing naar het Renneberg-arrest van het HvJ EU – dat voor de beoordeling van de vraag of sprake is van discriminatie van een niet-ingezetene, het gezinsinkomen bepalend is. Dit houdt in dat rekening moet worden gehouden met de inkomsten van belanghebbendes echtgenote. Wanneer hiermee rekening wordt gehouden, voldoet belanghebbende niet aan de Schumackernorm. Verder is volgens de rechtbank niet van belang dat het inkomen van de echtgenote bij toepassing van de keuzeregeling niet relevant is, omdat belanghebbende niet voor de binnenlandse belastingplicht heeft gekozen. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

1

Gerelateerde artikelen