Hof Arnhem oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs mocht menen dat B aan haar verplichting tot inhouding zou voldoen.

Belanghebbende (X) is als chirurg werkzaam voor het ziekenhuis A. Hij verricht tevens werkzaamheden voor stichting B. B betaalt de beloning voor belanghebbende uit aan A, die de vergoeding als loon uitbetaalt, en daarbij loonheffing inhoudt. Met ingang van 1 januari 2007 eindigt belanghebbendes dienstbetrekking bij A. Met B komt hij vervolgens een uurloon van € 70 overeen. B betaalt het bedrag van € 70 per uur rechtstreeks aan belanghebbende uit en houdt daarbij geen loonheffing in. B draagt ook geen loonheffing af. De inspecteur is van mening dat belanghebbende ROW heeft genoten en past geen verrekening van loonheffing toe.

Hof Arnhem oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs mocht menen dat B aan haar verplichting tot inhouding zou voldoen. Volgens het hof mocht belanghebbende namelijk – bij inachtneming van de door hem te betrachten zorgvuldigheid – vanaf de eerste betaling in 2007 niet menen dat B aan haar verplichting tot inhouding zou voldoen. Het hof acht daarbij van belang dat belanghebbende tot 1 januari 2007 een salaris genoot dat onder de € 50 per uur lag, zodat hij er vanuit had moeten gaan dat zijn latere salaris een brutosalaris betrof. Belanghebbende heeft volgens het hof geen recht op verrekening van niet ingehouden loonheffing.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hof Arnhem

0

Gerelateerde artikelen