Rechtbank Gelderland oordeelt dat de ontvanger niet aannemelijk maakt dat X met het tussenschuiven van een Estlandse vennootschap kon of had moeten weten dat de levering aan die vennootschap een binnenlandse levering was en het nultarief niet van toepassing was.

X is bestuurder en enig aandeelhouder van X bv, die op haar beurt weer bestuurder en enig aandeelhouder is van Y bv. De bv's zijn een fiscale eenheid voor de BTW, die een groothandel in personenauto’s en lichte bestelauto’s exploiteert. In 2011 volgt na een boekenonderzoek een BTW-naheffingsaanslag. Volgens de inspecteur is ten onrechte het nultarief voor intracommunautaire leveringen naar Estland toegepast. De fiscale eenheid wist namelijk of had moeten weten dat zij deelnam aan een keten waarin BTW-fraude werd gepleegd. Hof Arnhem-Leeuwarden verlaagt de naheffing in 2019 tot € 828.614 (zie V-N 2019/38.1.2), wat inmiddels onherroepelijk vaststaat (zie V-N 2021/39.19.8). In geschil is de aansprakelijkstelling van X voor de aansprakelijkheidsschulden van X bv en Y bv (art. 36b Inv. 1990).

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de ontvanger niet aannemelijk maakt dat X met het tussenschuiven van een Estlandse vennootschap kon of had moeten weten dat de levering aan die vennootschap een binnenlandse levering was en het nultarief niet van toepassing was. X is weliswaar een ervaren autohandelaar, maar geen BTW-specialist en hij had specifiek advies ingewonnen bij een externe belastingadviseur. De vordering van de ontvanger is niet verjaard. Het vertrouwensbeginsel verhindert dat de ontvanger kan terug komen op de rechtsgeldigheid van de meldingen betalingsonmacht door X bv en Y bv. Het beroep van X is gegrond en de aansprakelijkstelling wordt vernietigd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 10 juni

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen