Y bv, een gevoegde dochteronderneming van belanghebbende (X bv), verkoopt in 2003 haar onderneming, uitgezonderd het bedrijfspand, middels een activa-passivatransactie aan Q bv. In augustus 2005 verkoopt Y bv het pand en vormt voor de boekwinst een HIR. Op 25 november 2005 om 16.40 uur komen Y bv en W bv de koop van twee panden overeen. Om 17.07 verkoopt belanghebbende vervolgens de aandelen Y bv aan W bv. De leveringsakte met betrekking tot de panden wordt vervolgens om 17.13 uur gepasseerd. De inspecteur is van mening dat belanghebbende de boekwinst niet kan reserveren en corrigeert de aangifte.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat niet kan worden gezegd dat de gerechtigdheid tot dan wel de zeggenschap over het vermogen van Y bv, voorafgaand aan de werkelijke levering van de aandelen aan W bv, in belangrijke mate is gewijzigd. Vervolgens overweegt de rechtbank dat de levering van de panden ná de levering van de aandelen heeft plaatsgevonden. Ter zake van de aanschaf van de panden zijn pas na de levering van de aandelen Y bv aanschaffingskosten gemaakt in de vorm van betaling van de koopsom. Volgens de rechtbank is het uiteindelijke belang in Y bv dan ook gewijzigd voordat de panden zijn aangeschaft in de zin van art. 3.54 Wet IB 2001. De HIR moet dan ook aan de winst worden toegevoegd op het moment direct voorafgaand aan de wijziging van het uiteindelijke belang. Het gelijk is aan de inspecteur.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Haarlem