Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv met haar grootaandeelhouder in een groep is verbonden als bedoeld in art. 10d Wet VPB 1969 en dat X bv de buitengewone last niet aannemelijk heeft gemaakt.

X bv maakt onderdeel uit van een groep vennootschappen die in Nederland zijn gevestigd. B bv is enig aandeelhouder en enig bestuurder van X bv. B bv is tevens enig aandeelhouder van A bv en C bv. I ag is enig aandeelhouder van B bv. I ag is gevestigd in Zwitserland. Bij het vaststellen van de aanslag vennootschapsbelasting heeft de inspecteur diverse correcties aangebracht waaronder het niet in aftrek toestaan van een buitengewone last van € 150.000. De inspecteur stelt dat het geen reële kostenpost betreft en voert aan dat de overgelegde boekhouding het bestaan ervan niet ondersteunt. Tevens stelt de inspecteur dat I ag behoort tot de groep en beperkt de renteaftrek ter zake van betaalde rente aan verbonden lichamen op grond van art. 10d Wet VPB 1969. X bv stelt zich op het standpunt dat X bv niet met I ag in een groep is verbonden en betwist tevens de overige door de inspecteur aangebrachte correcties.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de betaalde rente op grond van art. 10d Wet VPB 1969 in aftrek is beperkt. I ag heeft een meerderheidsbelang in X bv en op X bv rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat I ag niet behoort tot de groep waartoe X bv, A bv en C bv behoren. De rechtbank oordeelt dat X bv niet is geslaagd in deze bewijslast. Hierdoor faalt ook het beroep op toepassing van de concernratio. Ten aanzien van de buitengewone last oordeelt de rechtbank dat, in het licht van de gemotiveerde weerspreking van verweerder, X bv het bestaan van de buitengewone last niet aannemelijk heeft gemaakt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10d

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 10 april

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen