A-G Wattel concludeert dat de deelnemingsvrijstelling bij X bv niet van toepassing is op het dividend dat bij A llc in mindering komt op de grondslag voor de Zuid-Koreaanse winstbelasting.

X bv is gevestigd in Nederland en bezit een belang van 98,8% in A llc. A llc is gevestigd in Zuid-Korea en aldaar onderworpen aan de Zuid-Koreaanse winstbelasting. A llc verhuurt in 2016 vastgoed in Zuid-Korea. In 2016 ontvangt X bv $ 1.690.655 dividend van A llc. A llc kwalificeert voor de Zuid-Koreaanse winstbelasting als Real Estate Investment Fund (REIF). Op grond van de Zuid-Koreaanse winstbelasting mag A llc het dividend ten laste brengen van haar fiscale resultaat, mits zij jaarlijks nagenoeg haar gehele winst uitkeert. X bv doet aangifte VPB 2016 zonder toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor het van A llc ontvangen dividend. De inspecteur stelt de aanslag VPB 2016 vast overeenkomstig de aangifte. X bv gaat in bezwaar en vervolgens in beroep. In geschil is of X bv recht heeft op toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor het van A llc ontvangen dividend. De inspecteur stelt dat de linking rule van art. 13 lid 17 Wet VPB 1969 de deelnemingsvrijstelling uitsluit voor uitkeringen die bij A llc in aftrek mogen worden gebracht op de grondslag voor de Zuid-Koreaanse winstbelasting. Zowel de rechtbank als het hof hebben de inspecteur in het gelijk gesteld. X bv gaat in cassatie en stelt 7 cassatiemiddelen voor.

A-G Wattel concludeert dat de linking rule van art. 13 lid 17 Wet VPB 1969 principieel ziet op jurisdictionele mismatches tussen aftrekbaarheid en belastbaarheid en dat de linking rule niet is beperkt tot hybride financiële instrumenten. Volgens de A-G is niet vereist dat het dividend naar haar aard aftrekbaar is, enkel dat het betreffende dividend aldaar in aftrek kan worden gebracht op de grondslag voor de winstbelasting. Ook maakt de linking rule geen onderscheid naar gelang de ratio van de aftrekbaarheid. De A-G meent dat de maatregel een uitputtende regeling is ter voorkoming van dubbele niet-heffing door mismatches en dat X bv niet in strijd met het derdelanden-vrije kapitaalverkeer wordt gediscrimineerd in vergelijking met een moeder die dividend ontvangt van een vrijgestelde of naar een nultarief belaste REIT met uitdelingsplicht. Volgens de A-G doet een verschil in behandeling tussen dividenden uit verschillende staten niet ter zake, zolang buitenlandse dividenden maar niet ongunstiger worden belast dan binnenlandse dividenden. Tevens merkt de A-G op dat niet twee herkomsten verschillend worden behandeld, maar twee verschillende regimes: enerzijds het vrijstellings- of nultariefregime en anderzijds het aftrekbare-dividendregime. De A-G concludeert dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden en acht het cassatieberoep ongegrond.

Lees ook het thema Deelnemingsvrijstelling: Onbelaste inkomsten uit dochtervennootschappen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 2 mei

149

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen