Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de landbouwvrijstelling niet van toepassing is op de gerealiseerde boekwinst voor zover deze door middel van het recht van wederinkoop tegen een vooraf vastgestelde prijs niet tot uiting komt in het vermogen van X, maar in het vermogen van de eigenaar van de grond.

X en Y zijn in gemeenschap van goederen gehuwd en exploiteren in vof-verband een akkerbouwbedrijf. Toen X het bedrijf nog als eenmanszaak dreef, heeft hij in 1999 landbouwgrond verkocht aan een verzekeringsmaatschappij (ASR) onder de gelijktijdige vestiging van een tijdelijk (40 jarig) erfpachtrecht met tussentijdse terugkoopoptie. Voor het erfpachtrecht is een jaarlijkse canon verschuldigd, die wordt geïndexeerd. Contractueel is vastgelegd dat bij gebruikmaking van het terugkooprecht de koopsom wordt bepaald door de koopsom die ASR destijds heeft betaald, te indexeren conform de jaarlijkse canons. Het geïndexeerde bedrag wordt vervolgens nog verhoogd met 20%. In overeenstemming met het Fagoed-arrest (V-N 1996/1521) heeft X de grond na verkoop tegen de oorspronkelijke boekwaarde op de balans laten staan. De van ASR ontvangen koopsom is conform dat arrest als geldlening verwerkt, waarbij de jaarlijkse indexatie ten laste van de winst is gebracht. X en Y maken in 2015 namens de vof gebruik van de terugkoopoptie en verkopen de grond direct door aan een derde. In geschil is de hoogte van de landbouwvrijstelling op de winst die daarbij is gerealiseerd, meer specifiek of die ook op de indexatie en op de 20% verhoging van toepassing is. Volgens Rechtbank Noord-Nederland is de vrijstelling hierop niet van toepassing. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de landbouwvrijstelling niet van toepassing is op de gerealiseerde boekwinst voor zover deze door middel van het recht van wederinkoop tegen een vooraf vastgestelde prijs niet tot uiting komt in het vermogen van X, maar in het vermogen van ASR als eigenaar van de grond. Voor de totaalwinstbepaling en dus ook de landbouwvrijstelling is namelijk bepalend of de economische eigendom van de grond al dan niet bij X is blijven berusten. En dus tot welke hoogte de waardeverandering van de grond in het vermogen van X tot uiting komt. Nu de hoogte van de (mogelijke) terugkoopsom van te voren vaststond, heeft X niet het volledige belang bij de waardeontwikkeling van de grond behouden. De vrije waarde van die grond bij terugkoop is de bodemwaarde voor de hoogte van de terugkoopsom. Het risico van waardedaling raakt wel het vermogen van ASR. Het beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema De landbouwvrijstelling in de winstsfeer.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet inkomstenbelasting 2001 3.12

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Agro

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 2 mei

39

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen