Hof Leeuwarden oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat hij IB-ondernemer is. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende (X) start – na zijn studie – met de distributie van landelijke dagbladen. In zijn IB-aangifte merkt hij de opbrengst aan als winst uit onderneming. Volgens de inspecteur is er sprake van Resultaat uit Overige Werkzaamheden. Rechtbank Leeuwarden is het met de inspecteur eens.

Hof Leeuwarden (MK I, 12 juli 2011, 10/00166) oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat hij IB-ondernemer is. Volgens het hof wijzen enkele door belanghebbende aangedragen factoren weliswaar in de richting van het ondernemerschap, maar zijn deze aanwijzingen niet zodanig dat belanghebbende ook is aan te merken als IB-ondernemer. Het hof acht met name van belang dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat hij ondernemersrisico loopt en overweegt verder dat een vermelding in de Gouden Gids daar ook niet voldoende voor is. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

0

Gerelateerde artikelen