Belanghebbende, X bv, exploiteert als franchisenemer meerdere Z-winkels, op basis van een met Y bv gesloten franchiseovereenkomst. In verband met de overname van een Z-winkel komen X bv en Y bv overeen dat X bv een dusdanige huursubsidie zal ontvangen dat haar bedrijfsresultaat minimaal € 36.000 zal bedragen. Y bv weigert echter om de huursubsidie over de jaren 2002-2005 te betalen. In een civiele procedure wordt Y bv veroordeeld om € 345.650 te betalen. In de nota die hiervoor wordt opgemaakt, wordt btw in rekening gebracht. Omdat X bv de btw niet voldoet, legt de inspecteur een naheffingsaanslag op. X bv stelt dat er geen sprake is van een vergoeding voor een prestatie maar van een resultaatsgarantie.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat er sprake is van een resultaatsgarantie. Volgens de rechtbank heeft Y bv de vergoeding namelijk betaald in het kader van het geheel van rechten en verplichtingen zoals dit in de franchiseovereenkomst is opgenomen. De rechtbank stelt vervolgens vast dat het een betaling tussen twee ondernemers in het economische verkeer betreft, die onlosmakelijk is verbonden met de franchiseovereenkomst. De naheffingsaanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 1