Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet op 1 januari 2006 is de Gemeenschappelijke regeling Zorgverzekering Ambtenaren Nederland (hierna: IZA) opgeheven. In dit kader heeft de gemeente IJsselstein een bedrag uitgekeerd gekregen. Een deel daarvan keert de gemeente aan de werknemers uit die op 31 december 2005 in dienst zijn. De uitkering is afhankelijk van de diensttijd van de betreffende medewerker. Aan belanghebbende, X, is in dat kader twee maal (voor de maanden mei en juni 2010) een bedrag van € 100 uitgekeerd nadat hierop naar het tarief van de tabel bijzondere beloningen voor beide maanden een bedrag van € 42 aan loonheffing is ingehouden. Volgens de inspecteur kwalificeren de uitgekeerde bedragen als belast loon. X is het hier niet mee eens en komt tegen de inhouding van loonheffing in beroep. X beroept zich op het gelijkheidsbeginsel en wijst op de zogenoemde postactieven die in verband met de opheffing van de IZA een niet in de loonheffing betrokken korting krijgen op de premies voor een aanvullende ziektekostenverzekering. Rechtbank 's-Gravenhage verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in hoger beroep.
Hof 's-Gravenhage overweegt dat het verband met de dienstbetrekking zozeer aanwezig is dat de uitkering door de gemeente als werkgever is gedaan en kan worden aangemerkt als loon. Deze bedragen zijn terecht in de loonheffing betrokken. Geen strijd met art. 8 EVRM en art. 1Protocol EVRM. De vergelijking die X maakt met post-actieven gaat niet op. Het hoger beroep is ongegrond. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen omdat een spoedeisend belang ontbreekt nu niet is komen vast te staan dat een onevenredig nadeel aan de kant van verzoeker aanwezig is die het treffen van een voorziening bij voorraad vordert.