Op 5 juli 2016 neemt belanghebbende, X bv, de aandelen J Plc. over van haar zustermaatschappij, I. J Plc. houdt de aandelen in A bv. Op het verzoek van X bv om een f.e. te mogen vormen met A bv per 1 januari 2015, antwoordt de inspecteur dat alleen een voeging mogelijk is per 5 juli 2016.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat vorming van een f.e. tussen X bv en A bv per 5 juli 2016 mogelijk is. Volgens de rechtbank wordt met ingang van die datum namelijk voldaan aan de materiële voorwaarden voor de vorming van een f.e. Dat in het verzoek van 31 maart 2015 de datum van 5 juli 2016 niet wordt genoemd en dat de inspecteur nog niet heeft beslist op het verzoek van 16 maart 2018, acht de rechtbank niet van belang. Volgens de rechtbank volgt uit de mails van de inspecteur van 8 juni en 11 juli 2017 namelijk dat hij zich bereid heeft getoond om vorming van een f.e. per 5 juli 2016 toe te staan. Hij liet X bv daarbij de keuze om dat te doen via een uitspraak op bezwaar tegen het verzoek, of via een besluit op een nog in te dienen verzoek. Dat de inspecteur in zijn tweede mail vraagt om het bezwaarschrift in te trekken wanneer X bv akkoord gaat met een fiscale eenheid per 5 juli 2016, leidt er niet toe dat vorming van de f.e. niet meer mogelijk is als uitspraak op het bezwaar wordt gedaan. De rechtbank honoreert het beroep van X op het door de inspecteur gewekte vertrouwen.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 25 februari