De heer X (belanghebbende) en mevrouw A zijn in 1982 getrouwd. Het huwelijk is in 2006 door echtscheiding ontbonden. De huwelijkse voorwaarden bevatten een verrekenbeding met vervalbeding, waaraan tijdens het huwelijk geen uitvoering is gegeven. Door een advocaat is een echtscheidingsconvenant opgesteld. Voor 2008 is in geschil of X de maandelijkse betalingen aan A van in totaal € 8.160 kan aftrekken als onderhoudsverplichting. X stelt dat de "koude uitsluiting" in de huwelijkse voorwaarden niet de bedoeling van partijen is geweest. Rechtbank Arnhem stelt X in het ongelijk. X gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de maandelijkse betalingen van X zijn gedaan in het kader van diens verrekenplicht. Er is dus geen sprake van betalingen die berusten op een dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud. Dit wordt bevestigd door de omstandigheid dat het bedrag van (uiteindelijk) € 680 per maand niet afhankelijk is gesteld van de (toekomstige) inkomens- en vermogenspositie van A of het gaan samenwonen door haar met een andere partner. Bovendien is het echtscheidingsconvenant opgesteld door een advocaat, die kennis moet hebben gehad van de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad inzake periodieke verrekenbedingen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 22 januari