De heer X doet in januari 2011 BPM-aangifte voor een Audi A4 Avant 2.0 TDI Pro L. De verschuldigde belasting is volgens de aangifte € 5.865. De inspecteur legt vervolgens een naheffingsaanslag op van € 276. Naar aanleiding van HR 2 maart 2012, nr. 11/00785 (V-N 2012/14.19) is terzake van de voldoening op aangifte een teruggaaf verleend van € 980. Voorts is € 39 heffingsrente vergoed en is een bezwaarkostenvergoeding toegekend van in totaal € 109. De inspecteur stelt dat het niet verlenen van een teruggaaf van 12% op de aanslag een vergissing is. Rechtbank Den Haag oordeelt dat alsnog een teruggaaf op de aanslag moet worden verleend van € 33, zijnde 12% van € 276 en nog te vermeerderen met heffingsrente. Het beroep is slechts in zoverre gegrond (zie Hoge Raad 28 juni 2013, nr. 12/00400, V-N 2013/31.17). De bezwaarkostenvergoeding van in totaal € 109 is niet te laag. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat in casu slechts één bezwaarschrift is ingediend. X claimt ten onrechte een proceskostenvergoeding op basis van de werkelijke kosten. De teruggaaf op de aanslag is namelijk per abuis achterwege gebleven en dit werd ook pas op de zitting ontdekt. Er is weliswaar sprake van samenhang als bedoeld in art. 3 Besluit proceskosten bestuursrecht. Een strikte toepassing daarvan zou echter tot een te lage vergoeding resulteren. De proceskostenvergoeding wordt daarom vastgesteld op € 300. X claimt wel terecht een immateriële schadevergoeding. De redelijke termijn is namelijk met een half jaar overschreden, waarvan echter drie en een halve maand aan X wordt toegerekend. De immateriële vergoeding wordt vastgesteld op € 500.
Wetsartikelen:
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 1
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 25 november