X geniet een ouderdomspensioen van l'Agence Spatiale Européenne (ESA). Volgens X is het gedeelte van de pensioenuitkeringen dat voortvloeit uit aanspraken die reeds bestonden op 31 december 1994, door toepassing van art. 38 Wet LB 1964, geheel vrijgesteld voor de IB. X beroept zich hierbij op het arrest van de Hoge Raad van 16 januari 2009, nr. 07/12243 (V-N 2009/5.9). De inspecteur is echter van mening dat met betrekking tot het ESA-pensioen in de periode tot 1 januari 1995 geen sprake is van een pensioenregeling die naar maatschappelijke opvattingen onredelijk is. Het pensioen hoeft volgens de inspecteur dan niet tot het loon te worden gerekend, en art. 38 Wet LB is dan ook niet van toepassing. De pensioenuitkeringen zijn volgens de inspecteur in zoverre dan ook gewoon belast.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat het ESA-pensioen niet is vrijgesteld van IB-heffing. Volgens de rechtbank was de pensioenregeling van de ESA in de periode tot 1995 namelijk niet zodanig vormgegeven dat deze onzuiver was. De rechtbank is van mening dat de bewijslast op X rust, en dat hij niet heeft aangetoond dat de pensioenregeling onzuiver was. De rechtbank acht daarbij van belang dat X de destijds geldende pensioenregeling niet heeft overgelegd. Het gelijk is aan de inspecteur.
Er is een thema geschreven over het fiscaal pensioen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.82
Wet op de loonbelasting 1964 38
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag