Rechtbank Gelderland oordeelt dat een eventuele strijdigheid van de forfaitaire regeling met het EU-recht geen gevolgen heeft voor de forfaitaire regeling als zodanig. X cv moet namelijk aannemelijk maken dat zij meer btw op aangifte heeft voldaan dan zij op grond van EG-richtlijn 2006/112 is verschuldigd.

Tot het bedrijfsvermogen van belanghebbende, X cv, hoort een auto. X cv stelt de auto ter beschikking aan haar beherend vennoot. X cv brengt de op het gebruik en aanschaf van de auto drukkende btw volledig in aftrek. In de btw-aangifte voor het tijdvak oktober-december 2011 geeft X cv voor het privégebruik van de auto over het eerste halfjaar van 2011 een bedrag aan van € 539. Voor het tweede halfjaar maakt X cv gebruik van de forfaitaire regeling. X cv stelt dat de forfaitaire regeling in strijd is met het EU-recht.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat een eventuele strijdigheid van de forfaitaire regeling met het EU-recht geen gevolgen heeft voor de forfaitaire regeling als zodanig. Ook heeft het volgens de rechtbank geen gevolgen voor art. 4 Wet OB 1968. De rechtbank verwijst daarbij naar de jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank wijst er vervolgens op dat X cv aannemelijk moet maken dat zij meer btw op aangifte heeft voldaan dan zij op grond van art. 75 EG-richtlijn 2006/112 is verschuldigd. Volgens de rechtbank is X cv hierin niet geslaagd. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 9 april

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen