X bv exploiteert een masagesalon. De van de klanten ontvangen vergoedingen worden verzameld in één centrale kas. De omzet wordt per dag per masseuse per klant op één dagstaat geboekt. Van de omzet ontvangt X bv 50%. De andere 50% is voor de masseuse, als zijnde "huur". De inspecteur stelt na enige waarnemingen ter plaatse dat de masseuses in dienstbetrekking zijn bij X bv. In geschil is de verschuldigdheid van premie volksverzekeringen en premie werknemersverzekeringen over januari 2010. X bv beroept zich op een bedrijfsbezoek bij de voormalige exploitant van de salon in 2002, waarbij de conclusie destijds luidde dat exploitant geen loonbelasting was verschuldigd over de door de masseuses genoten inkomsten.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat sprake is van dienstbetrekkingen. Met name het vereiste gezagselement is niet komen vast te staan. De rechtbank weegt hierbij mee dat de inspecteur in 2002 nog tot een andere conclusie kwam, terwijl niet is gebleken dat er thans andere feiten en omstandigheden zijn geconstateerd dan indertijd. De waarnemingen betreffen bovendien slechts een korte tijdsspanne op één avond en de inspecteur heeft X bv ook niet gevraagd te reageren op zijn waarnemingen. Het beroep van X bv is gegrond.