X exploiteert sinds november 2011 in firmaverband een eetcafé. Daarnaast werkt X voor 20 uur per week elders in loondienst. De firma behaalt vanaf aanvang uitsluitend negatieve resultaten. De inspecteur stelt de aanslagen 2012 en 2013 conform de aangiften vast, maar bij de aanslagregeling 2014 neemt de inspecteur het standpunt in dat met betrekking tot het eetcafé geen sprake is van een bron. Hij legt over 2012 en 2013 navorderingsaanslagen op en corrigeert de aangifte IB 2014. Over die jaren accepteert de inspecteur geen zelfstandigenaftrek, MKB-winstvrijstelling en verlies uit onderneming. X gaat in beroep. Rechtbank Den Haag verwerpt de stelling van X dat de inspecteur niet beschikt over een voor navordering vereist nieuw feit. Daarna oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van een bron van inkomen. Volgens de rechtbank maakt X niet aannemelijk dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Hoewel deze discussie zich volgens de rechtbank bij een onderneming als die van X zich doorgaans niet snel voordoet en X het eetcafé in de loop van de jaren fraai heeft verbouwd, heeft X ook toegelicht dat hij zich met zijn beoogde klantenpotentieel op de verkeerde locatie heeft gevestigd. In weerwil daarvan is X jarenlang doorgegaan met de verbouwing en heeft hij grote sommen privégelden in het eetcafé gestoken, maar is het eetcafé in al die jaren maar mondjesmaat open geweest, heeft X nauwelijks omzet geboekt en nooit winst gemaakt. De activiteiten van X kunnen niet worden aangemerkt als bron van inkomen, aldus de rechtbank. Hof Den Haag verklaart het hoger beroep van X ongegrond. Volgens het hof is de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar beslissingen gekomen.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Wet inkomstenbelasting 2001 3.1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 18 augustus