Belanghebbende, X, is sinds eind jaren '80 lid van de raad van toezicht van woningstichting K. Tot 2006 was hij vice-voorzitter. De inspecteur legt – ter behoud van rechten – een IB-navorderingsaanslag aan X op over het jaar 2000 in verband met andere inkomsten uit arbeid. Uit een strafrechtelijk onderzoek blijkt namelijk dat X heeft gefraudeerd bij de aan- en verkoop van onroerende zaken door K. Rechtbank 's-Gravenhage beslist dat de opgelegde navorderingsaanslag voldoende is gemotiveerd. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X in 2000 het merendeel van zijn tijd in Nederland heeft doorgebracht en daar in gezinsverband met zijn echtgenote heeft geleefd. Mede gezien de andere feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat het middelpunt van de levensbelangen van X in Nederland was gelegen. Het gelijk is aan de inspecteur. In cassatie draagt X aan dat de inspecteur niet alle ‘op de zaak betrekking hebbende stukken' heeft overgelegd.
Advocaat-generaal (A-G) IJzerman concludeert dat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. De A-G overweegt daarbij dat de inspecteur enkele agenda's, waar hij zich mede op heeft gebaseerd bij het opleggen van de navorderingsaanslag, niet heeft overgelegd. Dat de agenda's niet langer in het bezit van de inspecteur of FIOD-ECD zijn, moet volgens de A-G voor rekening en risico van de inspecteur komen. Verder merkt de A-G nog op dat de gegevens uit de agenda's – mocht de inspecteur ze niet kunnen overleggen – naar zijn mening niet mogen meewerken aan de bewijsvoering. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie van X gegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8.42
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 9 augustus