Belanghebbende, X, houdt de aandelen in Y bv. A, de broer van X, houdt de aandelen in B bv. Op 1 juli 2007 verstrekt X een lening in Turkse lira's aan B bv, tegen een rente van 19%. A verstrekt onder nagenoeg dezelfde voorwaarden eenzelfde lening aan Y bv. Tevens verstrekt Y bv een lening in Turkse lira's aan X, tegen een rente van 20%. B bv verstrekt onder nagenoeg dezelfde voorwaarden eenzelfde lening aan A. Met deze constructie hebben X en A hun eigenwoningschuld geherfinancierd en hun leningen bij de ING afgelost. De inspecteur accepteert slechts aftrek van de hypotheekrente tot 5,6%.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er sprake is van fraus legis bij de constructie met de leningen in Turkse lira's. De rechtbank overweegt daarbij dat X de hoge rente die hij betaalt in box 1 aftrekt, en dat hij de ontvangen rente in box 3 aangeeft. Verder overweegt de rechtbank dat een hoge rente wordt berekend in verband met het valutarisico, maar dat er in casu geen sprake is van een valutarisico. Volgens de rechtbank heeft het samenstel van rechtshandelingen, de kruislingse financieringen, uitsluitend tot doel het genereren van een fors belastingvoordeel door het benutten van het verschil in heffingsgrondslag en tarief tussen de boxen. De rechtbank is van mening dat aan de rechtshandelingen volledig voorbijgegaan moet worden, en dat de aanslagen eerder te laag dan te hoog zijn. De aanslagen blijven in stand.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 12 november