Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur belanghebbendes verzoeken om ambtshalve vermindering naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad terecht heeft afgewezen, nu het arrest kwalificeert als nieuwe jurisprudentie.

X heeft van 1975 tot en met 1989 deelgenomen aan het United Nations Joint Staff Pension Fund, het UNJSPF. Sinds 2008 ontvangt hij pensioenuitkeringen. X heeft over de jaren 2015 tot en met 2018 het gekapitaliseerde bedrag van de pensioenuitkering in zijn IB-aangiftes opgevoerd als bezitting in box 3. Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 18 oktober 2019, 18/02552, ECLI:NL:HR:2019:1596, V-N 2019/51.10, verzoekt X om ambtshalve vermindering. De inspecteur weigert dit. In geschil is of het arrest kwalificeert als nieuwe jurisprudentie in de zin van art. 45aa Uitv.reg. IB 2001.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen. De aanslagen stonden onherroepelijk vast. Een verzoek om ambtshalve vermindering wordt dan in ieder geval afgewezen als de eventuele onjuistheid van de belastingaanslag voortvloeit uit nieuwe jurisprudentie. Het arrest uit 2019 geeft nieuwe inzichten over de interpretatie en toepassing van de overgangsregeling in hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, Invoeringswet IB 2001. Daarmee kwalificeert dit arrest als nieuwe jurisprudentie. X’ beroepen zijn daarmee ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 45aa

Wet inkomstenbelasting 2001 9.6

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 29 september

Informatiesoort: VN Vandaag

741

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen