Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat rolstoelgebruiker X geen recht heeft op aftrek van specifieke zorgkosten vanwege extra vervoerskosten. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X is rolstoelgebruiker. In zijn aangifte ib/pvv voor het jaar 2012 heeft X een bedrag van € 5050 aan specifieke ziektekosten als persoonsgebonden aftrek op zijn inkomen in mindering gebracht. De inspecteur corrigeert deze aftrekpost. In beroep neemt de rechtbank een bedrag van € 2536 voor specifieke ziektekosten in aanmerking. Volgens de rechtbank heeft X geen recht op aftrek van specifieke zorgkosten vanwege extra kosten van vervoer. Het betreft een bedrag van € 1180. In hoger beroep is in geschil of dit terecht is.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft X, hoewel daarom door de inspecteur in het kader van de aanslagregeling reeds is verzocht, geen bewijs verzameld waarmee hij de aanwezigheid en de omvang van de door hem gestelde extra vervoerskosten vanwege artsenbezoek aannemelijk maakt. X heeft geen agendagegevens, afsprakenkaarten, bonnetjes of iets dergelijks overgelegd waardoor een begin van bewijs van de gestelde kosten van artsenbezoek kan ontstaan. Ook heeft X, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat zijn totale vervoerskosten voor leefkilometers – waaronder ook de ‘transfer' kosten worden gerekend – hoger zijn dan de vervoerskosten van vergelijkbare personen die niet ziek of invalide zijn en/of dat sprake is van objectieve meerkosten. Het beroep van X op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. Het hoger beroep van X is volgens het hof ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.17

Wet inkomstenbelasting 2001 6.1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 7 oktober

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen