De Hoge Raad oordeelt dat het beroep van de Staatssecretaris voor wat betreft de naheffing gegrond is. Met betrekking tot de boete is zijn beroep echter ongegrond, aangezien aan het niet voldoen van de BPM een standpunt ten grondslag ligt dat ook door Hof 's-Hertogenbosch werd gedeeld.

Mevrouw Notermans-Boddenberg woont aanvankelijk in Duitsland. Medio 2002 koopt zij aldaar een auto met Duits kenteken. Een paar maanden later verhuist zij naar Nederland, maar blijft in Duitsland werken. De auto wordt (mede) gebruikt voor het betreffende woonwerkverkeer. In 2003 en 2006 is geconstateerd dat zij met de auto gebruik maakt van de openbare weg in Nederland, terwijl geen BPM is voldaan. Rechtbank Breda vermindert de BPM-naheffingsaanslag tot € 4.853 en de vergrijpboete tot € 2.426. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de aanslag moet worden vernietigd, aangezien deze een ongerechtvaardigde belemmering vormt van het in art.  18 EG-Verdrag (art. 21 VWEU) gewaarborgde recht om vrij met de auto op het grondgebied van Nederland te reizen en te verblijven. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie. De Hoge Raad (4 februari 2011, nr. 09/04395, V-N 2011/10.27) stelt een prejudiciële vraag. Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het EU-recht zich niet verzet tegen de BPM-heffing na een verhuizing uit andere lidstaat. Het maakt ook niet uit dat de auto mede wordt gebruikt om naar de werkplek in Duitsland te reizen. De Hoge Raad oordeelt dat het beroep van de Staatssecretaris voor wat betreft de naheffing gegrond is. Met betrekking tot de boete is zijn beroep echter ongegrond, aangezien aan het niet voldoen van de BPM een standpunt ten grondslag ligt dat ook door Hof 's-Hertogenbosch werd gedeeld. Er is dus niet dermate lichtvaardig gehandeld dat het aan opzet of grove schuld is te wijten dat te weinig belasting is geheven. De boete is terecht door het hof vernietigd. Verwijzing volgt evenwel naar Hof Arnhem voor behandeling van de grief van de Inspecteur dat de rechtbank de vermindering als bedoeld in art. 10 lid 1 Wet BPM 1992 ten onrechte heeft vastgesteld op 49,98% en niet op 39,3%.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 21

Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden [Vertaling] 18

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 januari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen