Belanghebbende, X, is eigenaar van een personenauto waarvan de geldigheid van het kentekenbewijs is geschorst. X brengt zijn auto bij de garage en informeert de garagehouder over de schorsing. De inspecteur legt X een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting met boete op nadat hij heeft geconstateerd dat - ondanks de schorsing van het kenteken - met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de mededeling van X aan de garagehouder dat het kenteken van de auto geschorst was, onvoldoende is voor een succesvol beroep op avas. De Hoge Raad oordeelt dat X geen verwijt kan worden gemaakt voor het feit dat de garagehouder met zijn auto waarvan het kenteken was geschorst, gebruik heeft gemaakt van de openbare weg. Voor het hof was niet in geschil dat ervan mag worden uitgegaan dat de garagehouder op de hoogte was van de aan de schorsing van een kenteken verbonden consequenties. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat bij X enige schuld aanwezig is aan het feit dat te weinig belasting is geheven (vgl. HR 5 januari 2000, nr. 35076, BNB 2000/85). Het oordeel van het hof dat X avas niet aannemelijk heeft gemaakt, getuigt derhalve van een onjuiste rechtsopvatting. Het cassatieberoep van X is gegrond, de boete komt te vervallen.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c