Belanghebbende, X bv, biedt op haar website diverse producten te koop aan. Uitsluitend pashouders van X bv kunnen deze producten kopen. X bv heeft circa 200.000 pashouders, die hiertoe contributie betalen. Vanaf 2006 kunnen de pashouders prijzen winnen in het kader van een loyaliteitsprogramma. Rechtbank Haarlem en Hof Amsterdam (27 juni 2013, nr. 2013, nr. 11/00974, V-N 2013/43.1.3) oordelen dat X bv daarom € 353.220 kansspelbelasting is verschuldigd. X bv gaat in cassatie, maar trekt dit later weer in. Thans is in geschil of de inspecteur over hetzelfde tijdvak terecht een bruteringsnaheffingsaanslag van € 144.272 heeft opgelegd. Volgens Rechtbank Noord-Holland maakt de inspecteur niet aannemelijk dat X bv op het moment dat zij de prijzen ter beschikking stelde in feite al besloten had de kansspelbelasting voor haar rekening te nemen. Gelet op de eerdere procedures ging X bv er namelijk vanuit dat geen kansspelbelasting was verschuldigd. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat X bv reeds ten tijde van het uitreiken van de prijzen de voorgeschreven inhoudingen ter zake voor haar rekening heeft genomen. Hierdoor ontvalt de grond aan de in geding zijnde naheffing. De inspecteur stelt vergeefs dat bij promotionele kansspelen als de onderhavige slechts in 4,3% van de gevallen de kansspelbelasting wordt verhaald op prijswinnaars. Ook het feit dat ten tijde van de zitting van 14 oktober 2015 nog niet was verhaald, rechtvaardigt niet de gevolgtrekking dat X bv reeds ten tijde van het uitreiken van de prijzen (stilzwijgend) heeft afgezien van verhaal. Het beroep van de inspecteur is ongegrond.
Wetsartikelen: