Hof Den Haag beslist dat X de periodieke giften die hij levenslang aan een aantal stichtingen doet, niet mag aftrekken omdat de stichtingen geen ANBI's zijn. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO). X verzoekt om herziening. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
X verplicht zich bij notariële akte onder andere om levenslang periodieke uitkeringen te schenken aan een aantal stichtingen. De stichtingen zijn niet aangemerkt als algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s). In zijn aangifte IB 2016 voert X een aftrekpost op van € 10.000 in verband met de giften aan deze stichtingen. De inspecteur staat deze aftrekpost niet toe, omdat de stichtingen geen ANBI’s zijn. X komt uiteindelijk in hoger beroep.
Volgens Hof Den Haag (V-N 2021/33.1.1) staat vast dat de bedoelde stichtingen niet als ANBI zijn aangewezen. De inspecteur heeft de giftenaftrek op grond van de wettelijke regeling terecht niet in aftrek toegestaan. Dat de stichtingen waaraan X giften doet, ook een “algemeen nuttig doel” nastreven doet niet ter zake. Het beroep van X op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. Een bewuste standpuntbepaling in dit kader aan de zijde van de inspecteur ontbreekt. Voor zover X stelt dat strikte toepassing van de regelgeving onredelijk of onbillijk is, beslist het hof dat de rechter moet rechtspreken volgens de wet en niet de innerlijke waarde of billijkheid van wettelijke bepalingen mag beoordelen. Het hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad (V-N 2022/17.22.3) verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO). X verzoekt om herziening. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.34
Wet inkomstenbelasting 2001 6.33
Wet inkomstenbelasting 2001 6.32
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad