Hof Den Haag oordeelt dat de heer X geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die het hof destijds niet bekend waren, en dat de Algemene wet bestuursrecht ook niet voorziet in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak die betrekking heeft op een verzoek om voorlopige voorziening. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Aan de heer X zijn in de jaren '70 van de vorige eeuw diverse belastingaanslagen opgelegd. Deze aanslagen staan onherroepelijk vast. X stelt thans dat de aanslagen onrechtmatig waren en meent vanwege de schade aan zijn gezondheid recht te hebben op een schadevergoeding. De Staatssecretaris van Financiën verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. Op het bezwaar van X reageert de staatssecretaris niet. X gaat vervolgens in beroep. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de aanslagen onherroepelijk vaststaan, zodat de schadeclaim reeds daarom moet worden afgewezen. Uit proceseconomische redenen wordt het verzoek van X ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter van Hof 's-Gravenhage wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af (nr. 09/00830). Voor het overige wordt overwogen dat het besluit waarbij het verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk is verklaard, geen ingevolge de belastingwet genomen besluit is, zodat de fiscale bestuursrechter niet bevoegd is om erover te oordelen. De zaak wordt daarom teruggewezen naar de rechtbank (bestuursrecht). Inmiddels heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het hoger beroep van X geoordeeld dat alleen de burgerlijke rechter over de schadeclaim kan oordelen. X verzoekt thans om herziening van de uitspraak van het hof.

Hof Den Haag (MK I, 23 juli 2014, BK-14/00358, V-N 2014/54.25.3) oordeelt dat X geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die het hof destijds niet bekend waren, en zo zij al bestonden er niet toe zouden hebben geleid dat de belastingkamer van het hof bevoegd zou zijn geweest het geschil inhoudelijk te behandelen. Voor zover het herzieningsverzoek betrekking heeft op het oordeel van de voorzieningenrechter (nr. 09/00830) is het niet-ontvankelijk. De Algemene wet bestuursrecht voorziet namelijk niet in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak die betrekking heeft op een verzoek om voorlopige voorziening. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:88

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Algemene wet bestuursrecht 8:1

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 6 maart

24

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen