Hof Arnhem-Leeuwarden stelt vast dat X geen nova naar voren heeft gebracht die hem nog niet bekend waren voordat het hof uitspraak heeft gedaan. X heeft dan ook niet aan zijn stelplicht voldaan, zodat het hof het verzoek van X om herziening afwijst. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

X beschikt over nog niet verrekende persoonsgebonden aftrek. Naar aanleiding van een verzoek van X om herziening van de te verrekenen verliezen en de te verrekenen persoonsgebonden aftrek, stelt de inspecteur een boekenonderzoek in. Aan de hand van dit onderzoek stelt de inspecteur vast dat X eind 2008 nog beschikt over € 15.235 aan nog niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek. X vindt de IB-aanslag 2010 te hoog. Volgens X heeft de inspecteur namelijk ten onrechte geen rekening gehouden met nog niet verrekende persoonsgebonden aftrek. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur in 2010 geen rekening hoeft te houden met nog niet verrekende persoonsgebonden aftrek. Het hof wijst er daarbij op dat de inspecteur op 4 januari 2017 een overzicht heeft verstrekt van de nog niet verrekende persoonsgebonden aftrek. Uit dit overzicht blijkt dat de nog niet verrekende persoonsgebonden aftrek eind 2008 € 15.850 bedroeg en dat dit bedrag in 2009 is verrekend. In 2010 resteert volgens het hof dan geen nog niet verrekende persoonsgebonden aftrek meer. De inspecteur heeft de aanslag dan ook niet te hoog vastgesteld. Het beroep in cassatie van X wordt door de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaard. X verzoekt vervolgens om herziening van de uitspraken van het hof.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2018/2058) stelt vast dat X niet heeft aangetoond dat er sprake is van feiten en omstandigheden van vóór de uitspraken van het hof van 15 augustus 2017 die aan X vóór die uitspraken nog niet bekend waren, en dat redelijkerwijs niet konden zijn, en die tot andere uitspraken zouden hebben kunnen leiden als het hof die feiten en omstandigheden wel had gekend. X heeft dan ook niet aan zijn stelplicht voldaan, zodat het hof het verzoek van X om herziening afwijst. Het hof merkt daarbij ook nog op dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet is bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om argumenten die in een beëindigde procedure naar voren zijn gebracht of naar voren hadden kunnen worden gebracht, opnieuw dan wel alsnog naar voren te brengen, en aldus het debat te heropenen nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:119

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 juli

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen