Belanghebbende (X) exploiteert met haar echtgenoot en hun twee dochters in vof-verband een café. Per 28 augustus 2007 starten belanghebbende en de dochters in vof-verband een brasserie. De exploitatie van het café wordt vervolgens per 1 oktober 2007 verkocht voor € 200.000. Belanghebbende wil de verkoopwinst onderbrengen in een HIR.
Rechtbank Breda oordeelt dat belanghebbende haar aandeel in de exploitatie van het café in 2007 heeft beëindigd. Volgens de rechtbank wijkt de exploitatie van de brasserie namelijk zodanig af van de exploitatie van het café dat de identiteit van de onderneming wezenlijk is gewijzigd. De rechtbank acht daarbij de verschillende locaties van de beide ondernemingen (het café was in de bebouwde kom gelegen en de brasserie in het buitengebied) van belang. Ook het feit dat in het café het nuttigen van een drankje voorop stond en in de brasserie het nuttigen van een maaltijd, is volgens de rechtbank van belang. Verder wijst de rechtbank nog op het verschil in omzet in 2007. De brasserie draaide een omzet van € 216.000 in drie maanden en het café een omzet van € 238.000 in negen maanden. De winst kan niet in een HIR worden ondergebracht. De aanslag blijft in stand.