Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende niet is aan te merken als een houdstermaatschappij in de zin van art. 20 vierde lid Wet Vpb.

Belanghebbende (X bv) verricht in 2009 tot 22 mei geen activiteiten. Op 22 mei 2009 verwerft belanghebbende een belang van 5% in C bv. De kosten die belanghebbende maakt in verband met het houden van de deelneming bedragen € 123.925. De inspecteur merkt het verlies van belanghebbende aan als een houdsterverlies.

Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende niet is aan te merken als een houdstermaatschappij in de zin van art. 20 vierde lid Wet Vpb. De rechtbank verwijst hierbij naar de wetsgeschiedenis waarin is opgenomen dat er sprake is van een houdstermaatschappij als gedurende tenminste 90% van het jaar uitsluitend of nagenoeg uitsluitend deelnemingen worden gehouden of verbonden lichamen worden gefinancierd. Aangezien belanghebbende in 2009 tot 22 mei geen activiteiten heeft verricht, heeft de inspecteur het verlies ten onrechte aangemerkt als houdsterverlies. De rechtbank vernietigt de beschikking vaststelling kwalificatieverlies 2009 als houdsterverlies.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

2

Gerelateerde artikelen