Hof Den Haag overweegt dat er geen duurzaam streven is om te werken voor verschillende opdrachtgevers. Weliswaar had X in voorgaande jaren meerdere opdrachtgevers, maar dat was schoonmaakwerk en slechts 2% van de omzet. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

X werkt in 2013 als zzp'er voor E bv. Op de twee havenlocaties van E bv werkt X aan het onderhoud en de reparatie van het verouderde machinepark. In geschil is of X winst uit onderneming geniet of resultaat uit overige werkzaamheden. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X niet aannemelijk dat hij een onderneming drijft. Zo heeft hij maar één opdrachtgever, is hij daar fulltime aanwezig en is hij wat betreft tijdstip, plaats en aard van het werk volledig afhankelijk van die ene opdrachtgever. X gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag (V-N 2020/62.1.1) overweegt dat er geen duurzaam streven is om te werken voor verschillende opdrachtgevers. Weliswaar had X in voorgaande jaren meerdere opdrachtgevers, maar dat was schoonmaakwerk en 98% van de omzet had betrekking op E bv. Gelet op de vrij strikte werkomstandigheden is sprake van een dienstbetrekking. Bovendien voert X de werkzaamheden samen uit met een collega die in vaste dienst is bij E bv. Het beroep van X is ongegrond.

X gaat in cassatie, maar motiveert het beroep niet digitaal. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 2 februari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen