De heer X maakt gebruik van de 30% regeling. In mei 2012 geeft de inspecteur een beschikking aan X af, waarin staat dat X er vanaf 31 augustus 2012 niet meer voor in aanmerking komt. X gaat in bezwaar en vraagt de rechter om de beschikking bij voorlopige voorziening te schorsen.
Rechtbank Breda oordeelt dat X niet een zodanig spoedeisendheid belang heeft dat het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk is. X heeft namelijk niet gesteld en aannemelijk gemaakt dat hij, bij de forse achteruitgang van zijn inkomen, niet meer aan zijn betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen. Weliswaar stelt X dat hij mogelijk gedwongen wordt om een andere baan te zoeken, maar hij heeft die, door de inspecteur bestreden, stelling op geen enkele wijze nader onderbouwd. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.