Volgens A-G Niessen heeft het hof voor het jaar 2002 ten onrechte beslist dat geen sprake is van een met de bv van X verbonden lichaam in de zin van artikel 12a Wet LB 1964. De A-G adviseert de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen en het geding te verwijzen naar een ander hof.

Belanghebbende, X, is toegetreden tot de advocatenmaatschap X. Deze maatschap gaat een samenwerkingsverband met notarissenmaatschap IJ aan onder de naam X & IJ. Per 1 januari 1999 heeft X zijn maatschapsaandeel geruisloos ingebracht in Z Holding bv. De onderneming is vervolgens binnen de fiscale eenheid uitgezakt naar Z bv. X houdt 100% van de aandelen in Z Holding bv, die weer alle aandelen in Z bv houdt. X staat in dienstbetrekking tot Z bv. Het winstaandeel dat Z bv toekomt, is een aandeel in het totale resultaat van X & Y. De inspecteur corrigeert de aangiftes inkomstenbelasting/premie volksverzekering van X over de jaren 2000 en 2002. De correcties houden verband met een verhoging van het loon van X op grond van de zogenoemde gebruikelijk loonregeling. De inspecteur bepaalt het gebruikelijk loon aan de hand van de afroommethode. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van X gegrond en verwijst de zaak naar Hof Amsterdam. Volgens Verwijzingshof Amsterdam kan de afroommethode in dit geval niet worden toegepast. Het hof verklaart de beroepen van X gegrond en vermindert de aanslagen. Naar aanleiding van het beroep in cassatie van de staatssecretaris heeft Advocaat-Generaal (A-G) Niessen een conclusie genomen. De A-G komt ambtshalve tot de conclusie dat de uitspraak van het hof moet worden vernietigd. Tot en met het jaar 2000 werd in artikel 12a Wet LB 1964 het begrip 'vennootschap' gebruikt, op de plek waar in de huidige tekst (met ingang van het jaar 2001) het begrip 'lichaam' is opgenomen. Volgens de A-G heeft het hof voor het jaar 2000 terecht geoordeeld dat de maatschap niet is te beschouwen als een met de bv van X 'verbonden vennootschap'. Dit is echter anders voor het jaar 2002. Voor lichamen die geen vennootschap zijn, is volgens de A-G het 'ten minste een derde gedeelte belang'-criterium met ingang van het jaar 2001 niet meer van toepassing. Voor het jaar 2002 heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat geen sprake is van een met de bv van X verbonden lichaam in de zin van artikel 12a Wet LB 1964. Voor dat jaar moet daarom voor de hoogte van het gebruikelijke loon van X het loon van de best betaalde werknemer in de maatschap als normerend worden beschouwd. De A-G adviseert de Hoge Raad de uitspraak van het hof te vernietigen en de zaak te verwijzen.

 

Lees ook het thema over Gebruikelijk loon en verzekeringsplicht DGA.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 12a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

6

Gerelateerde artikelen