Eiser, X, is eigenaar en gebruiker van een schiphuis met een inpandige garage gelegen in de gemeente Súdwest Fryslân. De OZB-verordening bepaalt dat vrijgesteld van OZB zijn onroerende zaken die worden gebruikt voor sport en recreatie voor zover niet bedrijfsmatig geëxploiteerd. Onder meer is in geschil of het schiphuis deelt in deze vrijstelling.
Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat het schiphuis van X niet in aanmerking komt voor de gemeentelijke OZB-vrijstelling. Omdat de verordening noch de wet het begrip ‘recreatie' omschrijven, sluit de rechtbank zich aan bij de definitie van X: alle activiteiten in de vrije tijd die plezier of ontspanning ten doel hebben. De rechtbank onderschrijft de opvatting van X dat het om een bezigheid moet gaan. Het schiphuis van X – waar een schip wordt gestald en een auto geparkeerd – valt volgens de rechtbank echter wel buiten de door hemzelf gegeven definitie. De rechtbank oordeelt verder dat de gemeente het schiphuis terecht heeft afgebakend als niet-woning en dat de gemeente niet heeft gehandeld in strijd met het fair play-beginsel, het vertrouwensbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank verwerpt ook het standpunt van X dat de heffingsambtenaar van de (nieuwe) gemeente Súdwest Fryslân de aanslag niet kon opleggen omdat deze gemeente in het belastingjaar nog niet bestond. Dat bij de terinzagelegging van de verordening naar een onjuiste datum van de raadsvergadering wordt verwezen, kan ten slotte niet leiden tot onverbindendheid van de verordening. De rechtbank kent X wel een dwangsom toe van € 550 vanwege het niet tijdig beslissen door de heffingsambtenaar. Een vergoeding van de kosten van het taxatierapport is niet aan de orde omdat dit rapport niet heeft bijdragen aan de gunstige uitkomst van het beroep.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Leeuwarden