Belanghebbende, X, die gehuwd is en samen met haar gezin en met haar vader een gezamenlijke huishouding vormde, heeft haar vader tot zijn overlijden jarenlang als mantelzorger verzorgd en heeft na diens overlijden ook het mantelzorgcompliment toegekend gekregen. In geschil is of het verschil in behandeling tussen een ongehuwde, die wel in aanmerking zou komen voor de partnervrijstelling in de erfbelasting, en een gehuwde mantelzorger in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat dit het geval is en verleent X (alsnog) de partnervrijstelling. Hof 's-Hertogenbosch beslist anders.
De Hoge Raad oordeelt dat gehuwden die mantelzorg verlenen aan hun ouders, na het overlijden van de ouders geen aanspraak kunnen maken op de partnervrijstelling in de erfbelasting. De wetgever hanteert het uitgangspunt dat ook in geval van mantelzorg één persoon op enig moment slechts één fiscale partner kan hebben. Dit uitgangspunt is niet in strijd met de internationale discriminatiebepalingen. Voor X heeft dit tot gevolg dat zij ter zake van de nalatenschap van haar vader geen aanspraak maakt op de partnervrijstelling, omdat zij reeds een andere partner had, te weten haar echtgenoot. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X ongegrond.
Lees ook het thema Vrijstellingen in schenk- en erfbelasting.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 11 december