Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat X geen recht heeft op vergoeding van proceskosten in beroep.

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen zeven naheffingsaanslagen omzetbelasting. De inspecteur verklaart de bezwaren niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. X stelt beroep in, maar trekt deze beroepen in nadat de inspecteur de naheffingsaanslagen heeft verminderd naar nihil. De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af. Daarbij overweegt de rechtbank dat de beroepen van X zich richtten tegen besluiten waarbij de bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard. De inspecteur heeft niet die besluiten, maar de primaire besluiten herzien. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur daarmee niet aan X is tegemoetgekomen als bedoeld in art. 8:75a Awb. De verzoeken om proceskostenvergoeding worden afgewezen.

Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat X geen recht heeft op vergoeding van proceskosten in beroep. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat door het intrekken van de beroepen de niet-ontvankelijkverklaring ter zake van de bezwaren onherroepelijk is komen vast te staan. Daarbij komt dat uit niets blijkt dat de inspecteur op zijn beslissingen over de ontvankelijkheid is teruggekomen. De verzoeken om een proceskostenvergoeding komen dus rechtens niet voor inwilliging in aanmerking.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75a

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 23 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen