De Hoge Raad oordeelt dat de voorbereiding van een processtuk dat niet bij de rechter is ingediend, niet kan worden aangemerkt als een verrichte proceshandeling. 

De inspecteur legt aan X in het kader van het Rekeningenproject navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen op met verhogingen respectievelijk boeten. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Gravenhage (thans: Hof Den Haag) die moet onderzoeken of de inspecteur erin slaagt het bewijs voor beboetbare feiten te leveren (HR 8 maart 2013, nr. 12/00448, V-N 2013/13.5). Nadat de inspecteur heeft erkend dat hij het bewijs niet kan leveren, trekt X het hoger beroep in. Hof Den Haag kent X op verzoek een proceskostenvergoeding toe voor het voorbereiden van het opstellen van een schriftelijke conclusie door zijn gemachtigde.

De Hoge Raad oordeelt dat de voorbereiding van een processtuk dat niet bij de rechter is ingediend, niet kan worden aangemerkt als een verrichte proceshandeling. De met die voorbereiding gemoeide kosten komen daarom niet in aanmerking voor een vergoeding op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Ten onrechte heeft het hof dus een proceskostenvergoeding toegekend voor het voorbereiden en opstellen van een schriftelijke reactie op het arrest van de Hoge Raad van 8 maart 2013. Als het stuk wel ingediend was bij het hof, dan was een vergoeding van 0,5 punt mogelijk geweest (Onderdeel A1, punt 5 van de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht).  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 29 september

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen