Avon Cosmetics Ltd. verkoopt haar schoonheidsproducten in het Verenigd Koninkrijk (VK) aan vertegenwoordigers, die deze op hun beurt via de detailhandel aan hun klanten verkopen (directe verkoop). Deze vertegenwoordigers zijn over het algemeen niet voor btw-doeleinden geregistreerd, waardoor op hun winstmarge geen btw van toepassing is. Om dit te voorkomen heeft het VK toestemming gevraagd, en verkregen, om af te wijken van de standaardregel dat btw wordt geheven over de feitelijke verkoopprijs. Bij Avon wordt de btw geheven over de detailhandelsprijs waartegen de vertegenwoordigers de producten aan de eindverbruiker verkopen, in plaats van over de groothandelsprijs die door de niet voor btw-doeleinden geregistreerde vertegenwoordigers wordt betaald. Hierbij wordt echter geen rekening gehouden met de btw-voorbelasting die de vertegenwoordigers normaliter hadden kunnen aftrekken. Avon gaat in beroep tegen de van haar geheven btw. De Britse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Advocaat-generaal Bobek concludeert dat er geen sprake is van schending van de beginselen van evenredigheid en fiscale neutraliteit bij de btw-heffing over de detailhandelsprijs bij Avon. Dat het VK geen rekening houdt met de niet-recupereerbare fictieve voorbelasting over de demonstratieartikelen of overige goederen en diensten die de vertegenwoordigers van Avon van derden betrekken, acht de A-G niet van belang. De A-G merkt verder nog op dat het VK bij het verzoek om af te wijken de EC er niet van op de hoogte hoefde te brengen dat aan de vertegenwoordigers btw in rekening werd gebracht over aankopen van goederen die werden gebruikt voor de uitoefening van hun economische activiteiten.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 8 september