B, de echtgenote van A, krijgt eind 2001 een herseninfarct. B ligt in een verzorgingstehuis en is niet aanspreekbaar. Ook is er geen daadwerkelijk contact met haar mogelijk. Sinds eind 2002 woont A samen met belanghebbende, X. X verzorgt de gemeenschappelijke huishouding en zegt haar baan op. Vervolgens beëindigt het Uwv een uitkering van X. Om X te ondersteunen schenkt A in december 2011 € 150.000 aan X. Een zelfde schenking vindt plaats in januari 2012. In geschil is of er schenkbelasting is verschuldigd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen schenkbelasting is verschuldigd. Volgens de rechtbank maakt X aannemelijk dat het door haar verkregene heeft gestrekt tot voldoening aan een natuurlijke verbintenis. Met de schenkingen heeft A volgens de rechtbank namelijk voldaan aan een dringende morele verplichting om X na zijn overlijden verzorgd achter te laten. De rechtbank houdt daarbij rekening met de behoefte en welstand van X en A ten tijde van de schenking en de duur van hun samenleving. Ook wijst de rechtbank er op dat X haar dienstbetrekking heeft beëindigd en dat ook haar recht op een (aanvullende) uitkering is beëindigd. Volgens de rechtbank kan worden verondersteld dat A, via de schenking aan X, gelet op de inkomens- en vermogenspositie van X, en haar leeftijd ten tijde van de schenking, naar objectieve maatstaven gemeten, heeft voldaan aan een op hem rustende verzorgingsverplichting jegens X. De rechtbank verwerpt vervolgens nog de stelling van de inspecteur dat er geen sprake is van het voldoen aan een natuurlijke verbintenis bij een schenking tijdens het leven en gedurende een relatie. De rechtbank vernietigt de aanslag schenkbelasting.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant