De heer A heeft de Nederlandse nationaliteit en is gehuwd met mevrouw C die de Amerikaanse nationaliteit heeft. In 1999 is hun dochter, X, geboren. Eind 2000 richt A een trust op naar het recht van de staat New York, genaamd B, ten behoeve van X. In december 2000 en februari 2001 wordt door A een omvangrijk vermogen ingebracht in B. Volgens de Trust Agreement krijgt X concrete aanspraken op het vermogen van B, waardoor uiteindelijk bij het bereiken van de leeftijd van 50 jaar het gehele vermogen aan haar zal worden uitgekeerd. Namens X is vervolgens aangifte schenkingsrecht gedaan en er is door haar in totaal € 18.063.414 betaald. In 2010 verzoekt X in verband met art. XA van het Overgangsrecht inzake wijziging van de SW 1956 (Wet van 17 december 2009) om terugbetaling daarvan.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat het gehele vermogen in B aan X moet worden toegerekend, zodat niet is voldaan aan de voorwaarde van teruggaaf conform art. XA, eerste lid, aanhef en onder a, van het overhangsrecht. X heeft namelijk een concreet juridisch afdwingbaar recht op het totale vermogen van B. Het maakt niet uit dat die aanspraken op dit moment nog niet opeisbaar zijn. Het is voldoende dat vast staat dat die aanspraken in de toekomst opeisbaar zijn. De beroepen van X zijn ongegrond.