Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een activiteit, waarbij trouwjurken worden gepast, geen activiteit vormt die onder het verlaagde BTW-tarief voor dagrecreatie valt. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X organiseert activiteiten, waarbij deelnemers allerhande trouw- en bruidsjurken kunnen passen in een jolige setting. Hierbij worden ook consumpties geserveerd. X doet BTW-aangifte tegen een hoog tarief. In geschil is of het verlaagde tarief van toepassing is. X is van mening dat haar dienst moet worden aangemerkt als het verlenen van toegang tot een voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening die op één lijn te stellen is met een attractiepark, en derhalve onder het verlaagde tarief valt.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/24.1.4) overweegt dat “amusementspark”, zoals genoemd in de Btw-richtlijn, een autonoom Unierechtelijk begrip is dat uniform moet worden uitgelegd. Het hof oordeelt dat geen sprake is van een voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening die daarmee vergelijkbaar is. Er bevinden zich hier geen voor vermaak bestemde installaties, toestellen of beplantingen, zoals kenmerkend zijn voor een attractiepark. Ook een beroep op het neutraliteitsbeginsel slaagt niet. X' hoger beroep is ongegrond en het verlaagde BTW-tarief is niet van toepassing. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 Tabel I

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Omzetbelasting

Editie: 31 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

361

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen