Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De omstandigheden die BLHV aanvoert zijn niet toereikend om aan te nemen dat zij niet in staat is om kennis te nemen van het vaststellingsbesluit en het notificatiebericht.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat plaatst op 5 januari 2022 een vaststellingsbesluit van die dag in de daarvoor bestemde digitale omgeving van Black Label Hotel Valkenburg bv. Er wordt ook via e-mail een notificatiebericht gestuurd naar BLHV. Op 21 maart 2022 dient BLHV, naar aanleiding van een betalingsherinnering, vervolgens een bezwaarschrift in. Dit is ruim na de bezwaartermijn, die op 16 februari 2022 afloopt. BLHV stelt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en beroept zich daarbij op corona, personeelsgebrek en de overstromingen in Limburg. Naar aanleiding van de procedure van BLHV, en drie andere partijen, vraagt de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven een advies aan raadsheer A-G Widdershoven over de verschoning van overschrijdingen van bezwaar- en beroepstermijnen in het bestuursrecht. De A-G verstrekt het advies op 7 september 2023 (V-N 2023/40.21).

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Volgens het College zijn de omstandigheden die BLHV aanvoert niet toereikend om aan te nemen dat zij niet in staat is om kennis te nemen van het vaststellingsbesluit en het notificatiebericht. Ten eerste was de coronapandemie begin 2022 al geruime tijd gaande en ten tweede vond de watersnoodramp waar BLHV mee werd geconfronteerd medio juli 2021 plaats. Daarnaast acht het College van belang dat BLHV niet een kleine onderneming betreft. In de uitspraak gaat het College verder ook uitgebreid in op het advies van de raadsheer A-G. Volgens het College moet in bepaalde gevallen bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding meer rekening worden gehouden met bijzondere omstandigheden die de indiener van het bezwaar- of beroepschrift betreffen. Het College denkt hierbij in de eerste plaats aan persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de indiener zelf (psychisch onvermogen, ernstige ziekte of ongeval van de indiener of ziekte of overlijden van diens naasten en de zorgtaken die daarmee gepaard gaan) en in de tweede plaats aan externe omstandigheden die voor overbelasting of stress bij de indiener zorgen (een natuurramp, een besmettelijke dierziekte op het bedrijf of een brand in de woning of in een bedrijfspand). Verder is volgens het College ook van belang of de rechtszekerheid van actuele of potentiële derden met een tegengesteld belang in het geding is. Vervolgens wordt ook nader ingegaan over de bewijspositie ten aanzien van de bijzondere omstandigheden en de verschillen tussen particulieren en professionals. De versoepelingen die het College in dit verband voorstaat hebben onmiddellijke werking.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Instantie: College van Beroep voor het bedrijfsleven

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 31 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

559

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen