X bv verzorgt teruggaven van omzetbelasting, die toeristen, woonachtig buiten de EU op hun aankopen in Nederland betalen. In geschil is of X bv recht heeft op aftrek van de door de leverancier in rekening gebrachte omzetbelasting. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat er geen levering plaatsvindt tussen de leverancier en X bv, maar dat de leverancier direct levert aan de buitenlandse particuliere consument, zodat X bv geen recht heeft op aftrek. X bv komt in beroep. Rechtbank Haarlem verklaart het beroep ongegrond. X bv komt in hoger beroep. Volgens Hof Amsterdam heeft X bv heeft geen recht op aftrek van voorbelasting op de aankoop van goederen door toersten uit derde-landen omdat de goederen niet zijn geleverd in de zin van artikel 3, lid 1, letter a, van de Wet OB 1968. Er is ook geen sprake van een commissionairsverhouding van artikel 3, lid 6, van de Wet OB 1968. Er is geen overeenkomst tot lastgeving tussen X bv en haar cliënten tot stand gekomen. Evenmin is X bv feitelijk als commissionair opgetreden. Van een ABC-levering als bedoeld in artikel 3, lid 4, van de Wet OB 1968 is evenmin sprake. X bv wordt enkel ‘op papier' tussengeschoven. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 3