Rechtbank Haarlem oordeelt dat geen redelijke mate van zekerheid bestaat dat de uitgaven zich zullen voordoen.

Belanghebbende (X) drijft in firmaverband een onderneming met Y. In 2007 stelt de Belastingdienst een boekenonderzoek bij de vof in. Vervolgens start de FIOD een strafrechtelijk onderzoek naar btw-carrousselfraude met mobiele telefoons waarbij de vof en Y zijn betrokken. Naar aanleiding van het boekenonderzoek worden aan de vof btw-naheffingsaanslagen, inclusief heffingsrente van in totaal ruim € 4,2 mln opgelegd. Belanghebbende maakt bezwaar tegen de – conform zijn aangifte opgelegde – IB-aanslag over het jaar 2006. Volgens belanghebbende kan hij namelijk een voorziening vormen in verband met de te betalen btw-naheffingsaanslag over 2006. 

Rechtbank Haarlem oordeelt dat – gezien de buiteninvorderingstelling door de inspecteur van de btw-naheffingsaanslagen – geen redelijke mate van zekerheid bestaat dat de uitgaven (het betalen van de belastingaanslag) zich zullen voordoen. Ten aanzien van het door belanghebbende betaalde bedrag van € 29.640, merkt de rechtbank op dat dit bedrag is afgeboekt op de openstaande heffingsrenteschuld. Nu de rentetermijn ter zake van deze schuld pas op 1 januari 2007 is begonnen te lopen, kan volgens de rechtbank voor de heffingsrente – gezien het Baksteen-arrest – ook geen voorziening worden gevormd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

5

Gerelateerde artikelen