Rechtbank Den Haag oordeelt dat vanwege de vrijstelling voor het vakgerichte opleidingsdeel het niet zonder gedegen nadere onderbouwing van het uitzendbureau aannemelijk is dat sprake is van beroepspraktijkvorming.

Belanghebbende, X bv, houdt zich bezig met het uitzenden van arbeidskrachten, veelal van Poolse en Letse afkomst. In geschil is of X bv voor 2008, 2009 en 2010 terecht de vermindering afdracht onderwijs heeft toegepast van € 55.395 voor de categorie beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Het betreft de opleiding 'assistent voedingsindustrie' / 'Nederlands als tweede taal'. De deelnemers zijn vrijgesteld voor het vakgerichte deel en volgen de taallessen in hun vrije tijd. Volgens de inspecteur kwalificeert de (enkele) taalcursus niet als opleiding waarvoor de onderhavige afdrachtvermindering mogelijk is. Rechtbank Den Haag oordeelt dat vanwege de vrijstelling voor het vakgerichte deel het niet zonder gedegen nadere onderbouwing van X bv aannemelijk is dat sprake is van beroepspraktijkvorming. X bv stelt zonder overlegging van stukken dus vergeefs dat de docent Nederlands bekend is met de praktijk van de voedingsindustrie en dat de werknemers op de werkvloer worden begeleid door een 'vorarbeiter'. Ook de onderwijsinspectie heeft in casu vastgesteld dat feitelijk geen sprake is van beroepspraktijkvorming of adequate begeleiding van opdrachten op de werkplek. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 7 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen